Puntjes op de U

 

ìHet gaat niet goed met meneer van der Brand, zijn vrouw vraagt een visiteî. Wat is er mis, schiet er door me heen. Ik was twee weken geleden nog bij hem, toen leek alles aardig op de rails. Van der Brand heeft longvlieskanker. Dat heeft hij opgelopen toen hij als jongeman ging werken bij een loodgieterbedrijf. Om alle pijpen zat asbest, vertelde hij later. Zijn broers en zijn zwager hadden bij het zelfde bedrijf gewerkt. Het was een goede werkgever. Hij wist niet,dat hij met zulke gevaarlijke stoffen omging! Pas later had hij gehoord dat het zagen en verwijderen van asbest zulke risicoís met zich meebracht. Zijn klachten begonnen drie jaar geleden. ìIk heb het benauwd, dokterî, zei hij. ìIk fiets elke dag naar mijn volkstuin.  Maar ik moet halverwege afstappen. Dat is niet goed! Is het mijn hart?î Ik onderzocht hem en liet een rˆntgenfoto maken van zijn longen. Er zat veel vocht, dus stuurde ik hem door naar de longarts. Die tapte het vocht af, en liet het nakijken op kwaadaardige cellen. Zijn hart was goed. Rond de longen zat helder sereus vocht.îDaar kan je oud mee wordenî, zei de dokter.. Aanvankelijk leek het aardig te gaan, maar het vocht kwam terug. Hij tapten het vocht af op de longpoli. Verder had hij een redelijk leven. Samen met zijn vrouw pakte hij de draad op, bezocht zijn kinderen, en deed wat hij kon op de tuin. Toen het minder ging kwam het hoge woord er uiteindelijk uit in het ziekenhuis: ìU hebt asbestkanker, we hebben niet echt therapie. Wel hebben we een experimentele behandeling. Die bestaat uit bestraling en chemo. Wilt u dat?î Hij dacht geen moment na. ìIk pak elke kans, als ik langer kan levenî, zei hij. ìIk heb net mijn broer zien gaan, die had het zelfde. Zo wil ik niet verder, mijn broer heeft alle behandeling geweigerd, ik ga er voor!î De eerste chemo was zwaar, maar hij voelde zich na afloop beter. De tweede was moeilijker, toen bleken zijn nieren de medicijnen niet te verdragen. De derde kuur werd in afgezwakte vorm toegediend, en toen kwam het hoge woord eruit: ìWe kunnen niets meer voor u doen!î ìDan ga ik naar huisî, zei hij resoluut. Eenmaal thuis drong de volle waarheid tot hem door. ìZe hebben me maar wat wijs gemaakt, het kon toch geen kwaad? Het is niet eerlijk, die dokter heeft me aan het lijntje gehouden!î Zijn zoons, die zelf ook in de bouw werken, relativeerden direct.  ìPa, we lopen allemaal dat risico. Ook vandaag werken we vaak nog met astbest, het is een beroepsrisico.î Zijn vrouw heeft heel andere problemen. ìIk kan het niet aan, Kunt u voor meer hulp zorgen? Mijn man moet ís nachts zijn bed uit en kan nauwelijks op zijn benen staan. Ik heb al weken slecht geslapen, zo ga ik nog eerder dan hij!î  Ik kijk eens om me heen, en zie vermoeide mensen, die aan het eind van hun krachten zijn.. ìIk bel de thuiszorg, uiteindelijk bent u al in zorg. Misschien kunnen we nachtzorg organiseren?î Als ik bel zegt degene die de intake verzorgt dat meneer sinds vanmiddag uit zorg is. ìDe indicatie is ingetrokken, ik kan niets voor u doen. Vraagt u het opnieuw aan bij het CIZ!î Ik ben sprakeloos. ìWe hebben het hier niet over een gebroken been, de situatie wordt alleen maar nijpender. Dit moet een vergissing zijn!îDan blijkt de maatschappelijk werker in het ziekenhuis een andere thuiszorg organisatie opgebeld te hebben, en daar huishoudelijke zorg mee geregeld te hebben. Ik bel de voor mij onbekende thuiszorg organisatie op. ìInderdaad, meneer is in zorg, maar wij kunnen geen nachtzorg bieden! Regelt u dat maar bij de andere organisatieî. Mevrouw van der Brand loopt vuurrood aan. ìWe zijn gewoon het kind van de rekening! Het wordt tijd dat u de puntjes op de U gaat zetten! Dit is te schandalig voor woorden, van wie het komt komt het maar ik wil hulp vannacht.î Haar man hangt vermoeid in zijn stoel, de emoties maken het spreken moeilijk. ìIk blijf hier, wat er ook gebeurt. Dokter u laat me toch niet in de steek?î Ik besluit naar de praktijk terug te gaan, dit getouwtrek is te gÍnant voor woorden, ìIk ga wat regelen, doe al mijn best. U hoort nog van meî zeg ik en pak mijn tas. Op de praktijk bellen we alle instanties, na 2 uur hebben we nachtzorg. Die wordt geboden door de Surinaamse schatten die altijd de nachtzorg op zich nemen en soms wel twee, drie dagen blijven als het nodig is. Zo ook hier. De volgende dag tref ik een oase van rust aan. Mevrouw heeft geslapen, en hij heeft een goede nacht gehad. ìIk geloof, dat ik toch nog even heb, ik voel me niet meer zo slecht. En vanavond komt ze terug. Het was wel even wennen, zoín andere vrouw aan mijn bed, maar het gaat wel. Ze doet erg haar best!î Dat is uit de mond van van der Brand al een heel compliment. Welke thuiszorg het uiteindelijk regelt is nog steeds niet helemaal duidelijk. Maar een ding is me wel helder: concurrentie in de thuiszorg kan een commerciÎle uitdaging zijn. Maar de patiÎnten mogen de dupe niet worden.

 

Marieke van Schie

5 augustus 2007