Moeders en dochters

 

ìKunt u mijn bloeddruk eens meten? Ik voel me niet goed. Nachten lig ik wakker, te piekeren hoe het verder moet met mijn moeder. Ze is ver in tachtig, ik ben natuurlijk blij dat ik haar nog heb. Maar ik heb ook veel zorgen. Zoals u weet werk ik in Den Haag, en mijn moeder woont in Delft, waar ik ook geboren ben. Ik ben haar enige dochter. Ze heeft altijd hard gewerkt. Geboren net na de eerste wereldoorlog, opgegroeid in de crisistijd, jong en verliefd in de tweede wereldoorlog, en daarna kwam ik. Alles op de bon, ze waren straatarm mijn vader en moeder. Mijn vader is vroeg gestorven, dat heeft mijn moeder verbitterd. Onze relatie was niet warm, hoewel ze wel zorgzaam was. Maar eens een arm om me heen, dat kon er niet vanaf. Nu ik zelf ouder ben besef ik, dat ze zelf die arm om zich heen miste, en die dus ook niet aan mij kon geven. We hebben altijd een beetje vechtrelatie gehad. Ze activeerde me om verder te komen omdat ze wist wat het betekende als je geen geld hebt. Zo heb ik ook mijn studie afgemaakt. Maar wat ik echt zo nodig had vond ik bij de moeder van een vriendin. Een warm woord, echte belangstelling. Bij haar kon ik in de loop der jaren mijn verhalen kwijt. Ik zag haar een beetje als mijn pleegmoeder. En die vriendin werd het zusje dat ik nooit gehad heb. Mijn moeder was zo met zichzelf bezig, dat ze niet eens door had, dat ik bij dat gezin zo veel troost vond. Toen ik achttien werd ging ik op kamers, het was of ik een zware jas uittrok. Hoewel ik haar miste, en me ook wel zorgen maakte, voelde ik me voor het eerst in mijn leven vrij om te gaan en te staan waar ik heen wilde. Mijn moeder heeft geen vriendinnen. Ze zegt altijd: ik heb genoeg aan jou. Maar dat benauwt me juist zo. In de loop van de jaren is ze slechtziend geworden, kan nauwelijks meer voor zich zelf zorgen, maar weigert hulp van buitenaf te accepteren. Ik kan in dat opzicht geen kant op. Koken lukt niet meer. Stoommaaltijden van de supermarkt vindt ze niet lekker, tafeltje dek je laat ze staan. Haar huisarts heeft haar opgegeven voor een maaltijd in het verzorgingshuis. Dat heeft ze twee keer gedaan, en weer afgezegd. ìDie mensen smakken, ze ruiken, en ik vind het niet prettig om met vreemden aan tafel te moeten zitten! Doe me dat niet aan, kan jij niet voor me zorgen?î Ik ben erg gevoelig voor haar verwijten, dus maak ik dan weer wat maaltijden voor haar klaar, die ik invries, en die de buurman voor haar opwarmt. Een schat, die man. Hij warmt het op en maakt dan een praatje met haar, maar ja. Hij heeft ook zo zijn eigen leven, meer kan ik niet van hem verwachten! Twee keer in de maand ga ik boodschappen met haar doen, en is ze een weekend bij me. Voor mij is dat naast mijn werk een hele belasting, maar voor haar is het natuurlijk te weinig. Als ik haar naar huis breng heeft ze tranen in haar ogen, en ik rijd met tranen weer naar huis. We zijn beiden verdrietig, en toch kan ik niet meer. Ik ben echt aan het eind van mijn mogelijkheden!î Ze haalt even adem. Het is een indrukwekkend verhaal. De zoveelste mantelzorger, die het goed bedoelt, maar door gevoelens van onmacht wordt overstelpt. En een verhaal over de zoveelste moeder, die teleurgesteld is in haar dochter, omdat ze juist van haar de zorg wil hebben, die ze van derden niet wil ontvangen. Ik meet haar bloeddruk, die is net wat te hoog. Haar moeder blijkt een te hoog cholesterol te hebben, ik stel voor dat ook bij haar te laten bepalen. Verder heeft ze eigenlijk geen lichamelijke klachten, maar ze is zo moe. En voelt onbewust de hele dag de claim, die haar moeder op haar legt. Tegelijk vindt haar moeder toch dat ze tekort komt. Moeders van die generatie hebben altijd goed voor hun eigen ouders gezorgd. De vaste patronen zijn doorbroken. In het weekend samen naar de kerk en dan na afloop met de hele familie een kopje koffie met een lekkertje erbij bij vader en moeder thuis. Als je ouders ouder werden berustte de zorg vanzelfsprekend bij de dochters, die dan de ramen lapten, verstelwerk deden als moeders ogen slechter werden, en het zware werk in huis deden. De was werd even meegenomen. Nu zijn ze zelf oud, en krijgen die zorg niet van hun eigen kinderen terug. De dochters hebben banen buitenshuis, of vrijwilligerswerk. De verzorgingshuizen krimpen, die hebben alleen nog plaats voor mensen die zorgbehoevend zijn en een hoge leeftijd hebben bereikt. En ook willen verhuizen naar een dergelijk huis. Alleen wonen ze dan op een kleine kamer, met tafel en bed in de zelfde ruimte. Wie wil dat nog in de huidige tijd, als er nog andere mogelijkheden zijn? Serviceflats zijn duur, dat kan bijna niemand meer opbrengen. Voor de moeder van mijn patiÎnte is er voorlopig geen oplossing. Die moet eerst tegen haar beperkingen aanlopen, voor ze de broodnodige hulp zal accepteren, die haar dochter kan ontlasten. Dan is er een opening dat ze weer samen leuke dingen kunnen gaan doen, als haar dochter niet de reddingsboei in haar leven is. Wie weet moet zij van haar kant haar moeder de zekerheid geven, dat ze haar net zo veel blijft zien, als ze hulp van buitenaf accepteert! Want dat is de valkuil! Met die tip gaat ze aan de slag. Ze komt vertellen hoe het is afgelopen als ze haar bloeddruk komt controleren.

 

Marieke van Schie,

20 augustus 2007.