Houten billen van het zitten.

 

ìIk heb houten billen van het zitten, dokter! Als uw spreekuur voortaan weer eens uitloopt, kan ik dan een kussentje krijgen? Zo kan het niet de volgende keer.î Ik kijk verbaasd  naar meneer van  Gasteren. Het is niets voor hem om zo uit de hoek te komen. We kennen elkaar al lang. In de afgelopen jaren heb ik zijn vrouw begeleid toen ze ernstig ziek werd. We hebben veel gedeeld, en hij heeft zich na haar dood goed door de moeilijke fase heen geslagen. Wel viel op, dat hij zo mager werd. Zijn vrouw was een gezellige dame, die erg van lekkere dingen hield. Koekje bij de thee, toetje na het eten. Ze was boven haar gewicht, daar was ze zich bewust van, maar ìhaar familie was nu eenmaal flink!î Haar man at niet zo veel. Hij had het vroeger aan zijn maag gehad. Maar hier en daar snoepte hij toch een beetje mee van alles wat ze aan lekkers binnen bracht. Een kwestie van gastvrijheid, noemde ze het zelf. ìIk vind het nou eenmaal gezellig om wat in huis te hebben als iemand onverwacht langs komtî, zei ze me dikwijls. Na haar dood kookte van Gasteren zelf. Hij haalde wat bij de supermarkt, een blikje, kant en klare maaltijden bij de slager, en soms ook een stoom maaltijd. Ze waren altijd erg op zich zelf geweest. Daarom viel het hem zwaar om buiten de deur zijn vertier te zoeken. ìHet liefst ga ik naar mijn dochter, en door de week ga ik naar mijn zus. Die heeft ook net haar man verloren. Een keer in de week eten we samenî. Heel langzaam verloor hij gewicht. ìHet smaakt me niet zo, echt niet. Maar ik voel me verder goedî. Nu heeft hij houten billen. Ik maak mijn verontschuldigingen. Het  is zo moeilijk om precies een tijdschema aan te houden. Elk telefoontje tussen door gooit roet in het eten. Of een vraagje van mijn assistente, zodat ze weer verder kan met de mensen aan de balie. En dan die dame, die in de tien minuten die ze afsprak voor het consult vier vragen wilde proppen. ìZiet u, ik kom niet vaak, maar als ik kom dan heb ik een lijstjeÖî We zijn bijna aan het eind van de dag, en dan tellen alle uitloop minuutjes zich op. Ik pak de draad weer op. ìWaar komt u voor? Hij wil naar de oogarts. Heeft het gevoel niet meer zo helder te zien. Ik kijk hem na, en vertel dat ik aan staar denk. Het lijkt me goed om naar de oogarts te gaan, met een staaroperatie krijgt hij waarschijnlijk een betere kwaliteit van leven. ìEn ik hoestî, zegt hij. ìKan u even luisteren?îAls hij zich uitkleedt valt me op dat ik zijn ribben zie. Hij heeft schone longen, daar ligt het probleem niet. ìSoms val ik bijna flauw. Van de week kwam ik uit de wc, en toen voelde ik me zo beroerd, alles schemerde voor mijn ogen.î Ik vraag naar zijn ontbijt.  Dat houdt niet veel in. Een cracker met een beetje jam, en dan tussen de middag een boterhammetje. Hij doet een gesneden brood in de koelkast, en laat elke dag 1 snee brood ontdooien. In de avond kookt hij wel, maar er staan nauwelijks verse groenten op het menu. De groenteboer kwam vroeger aan de deur, later haalde hij het in de buurtwinkel, en nu moet hij helemaal naar de supermarkt. ìHet is niet zo makkelijk, ik kan bijna niets meer tillen. Daarom  heb ik wat potjes groente in huis, en een aardappeltje. Vlees en vis lust ik niet meer zo, dat valt soms niet goed. Ik sta  tijden te koken, en het is zo op! Het smaakt me niet meer zo.î Een reken sommetje is gauw gemaakt, meneer van Gasteren lijdt aan ondervoeding. En dat terwijl hij zo zijn best doet. ìMag de diÎtiste eens met u praten?í, vraag ik. ìWat  kan die me nou leren?î, vraagt hij op zijn beurt. Ik stel voor dat we wat bloed prikken, om te zien of hij toch wat mankeert, en vraag met zijn toestemming de diÎtiste in consult. Die maakt er werk van. Ze zoekt hem op, zodat hij in zijn eigen omgeving aan haar kan laten zien waar en wat hij kookt. Het lab onderzoek wijst op vitamine tekort, daar gaan ze mee aan de slag. Hij maakt een lijstje van wat hij lekker vindt, en wat hij werkelijk eet. Hij mag zich best wat meer gunnen. Bij hem is het juist een hapje extra, hij hoeft niet op te letten. Als ik hem 3 maanden later weer zie, oogt hij een stuk opgewekter. ìUw assistente gaf me direct een kussentje, toen ik binnen kwamî, zegt hij. ìMaar eigenlijk heb ik dat al niet meer zo nodig, ik ben wat aangekomen, en wandel ook meer buiten. Dat was er de laatste tijd ook bij in geschoten. Ik heb weer plezier om naar de winkels te gaan, heb een koffie hoekje in de supermarkt ontdekt, waar ik wat mensen uit de buurt zie. Bent u tevreden?îIk schiet in de lach. ìHet gaat erom of u tevreden bent, uiteindelijk doet u het niet voor mij maar voor u zelf!î

 

Marieke van Schie

22 juni 2007