Op zoek naar mijn patient.

 

"Ik heb er schoon genoeg van! Zo hoeft het van mij niet meer. Ik weet ook niet of ik die pillen nog wilĂ–"  Hijgenden puffend van woede en ademnood zit Cas tegen over mij aan mijnbureau. Cas is 75 jaar. Bij de inrichting van de praktijk kwam hijbinnen lopen, en hielp een handje me. Ik sprak hem aan met meneer, maardar sloeg niet aan. "Zeg maar Cas, dat is makkelijker", zei hij kort enbondig. Een man van weinig woorden, maar met een goede werkinzet. Zobleef het Cas, het werd nooit meer meneer. Cas bleek werkzaam bij deonderhoudsdienst van de woningbouw, kluste bij oudere mensen wat bij inde avonduren. Daarom was hij ook zo handig met zijn boormachine. Bijeen kopje koffie liet hij soms wat los over zijn gezin, maar lieverluisterde hij even en vertrok. De klus was geklaard. Hij had een vrouwen een dochter. Tussen hen werd ook niet veel gezegd. Hij voor de TV,de vrouwen in de keuken hielden daar hun vertrouwelijk verhaal. Zo konhet gebeuren, dat hij ooit thuis kwam, en zijn huis leeg vond. Vrouw endochter bleken vertrokken. De kloof was te diep geworden, hij wasverbijsterd, gegriefd en alleen. Na de eerste shock leek hij teberusten. Kocht mooie kleding voor zichzelf, een geluidsinstallatie enverhuisde naar een kleinere woning. Vissen gaf troost. Ook daar hoefdehij niet te praten, dat kwam mooi uit. Zijn lichaam laat hem nu in desteek. Hart en longen kunnen de stress niet meer aan, en lijkenversleten. Zijn jaren lange ritme van vroeg opstaan maakt dat hij tochde eerste patient op het spreekuur is. "Cas, dat is wat kort door debocht", antwoord ik op zijn noodkreet. "Wat kan ik nou voor je doen?Waar heb je het meeste last van?"  Het antwoordkomt per omgaande. "Dat ik mijn kleinkinderen nooit zie. Ik hebgehoord, dat ze drie en vijf zijn. Ik heb mijn dochter nooit ietsmisdaan. Waarom laat ze me barsten?" Ik kan het antwoord niet geven,ken de beweegredenen niet. Maar dat het grote invloed heeft op zijnleven, dat ze spoorloos zijn, is me wel duidelijk. Hij voelt dat heteinde nadert, dan komen onverwerkte grieven en verdriet boven. Zo ookbij Cas. Hij heeft geen vrede met de situatie, kan niet uit over hethem aangedane onrecht. Ik ken alleen zijn kant, zijn vrouw en dochterheb ik er nooit over gesproken. Zij zijn niet in mijn praktijk. Hijziet er ook uit, dat hij ten einde raad is. "Zet je gedachten eens oppapier, dat wil nog wel eens helpen. Maar stuur die brief niet weg.Lees hem eerst een paar keer over, voor je dat besluit. Laat hem evenliggen." Toch met pillen en dit voornemen gaat hij de deur uit. Indiezelfde week belt hij, dat hij niet meer langs kan komen. Zijn autois aangereden door een onverlaat. Ook dat nog, het zit allemaal nietmee. Vrijdag vraagt hij een visite. Als ik aanbel krijg ik geen gehoor.Hij kan geen twee honderd meter meer lopen, door zijn kortademigheid.Waar kan hij zijn? Terwijl ik sta te wachten, nog eens op de deurbelvan het flatgebouw druk, komt hij aangelopen, voetje voor voetje, meteen lege magnetronschaal in de hand. "Even weg gooien, dok", zegt hij."Stinkt zo in huis." Samen gaan we terug naar boven. Somber huis, bosjekunstbloemen op tafel. Donkerbruin eiken, en leren bankstel. Echt eenmannenhuis. De pillen liggen naast zijn stoel. "Het gaat niet meer, ikwil naar een verzorgingshuis", zegt Cas. Dat is een idee, maarmakkelijker gezegd dan gedaan. Ik vertel hoe ik dat kan doen: het CIZinschakelen, voor een spoed procedure, een formulier met vijf kantjesinvullen, zij moeten hem bezoeken en indiceren, en dan wachten op eenplek, waar een kamer vrij komt. Het is urgent, dat is duidelijk. Geeneten in huis, een lege fruitschaal. En het is vrijdag drie uur. "Wiezorgt er voor je boodschappen?", vraag ik. "Niemand", zegt hij kort enbondig. "U weet toch dat ik niemand heb! En mijn auto doet het nietmeer." In afwachting van het verzorgingshuis schakel ik ook dethuiszorg in, en vind een vrijwilliger bereid om met een tasboodschappen voor het weekend langs te gaan. Dinsdag gaat deverpleegkundige langs en krijgt geen gehoor. In overleg waarschuwen wede politie. Eenmaal in huis geen Cas, wel de brief aan de vrouw endochter die hij nooit ziet. Angstige spanning, de politie gaat op zoek.Hij blijkt in het ziekenhuis te liggen, voorlopig even een oplossing.Opgenomen met ernstige benauwdheid. Nu op zoek naar een plek, om hemuit zijn isolement te verlossen.

 

22 augustus 2005.

 

Marieke van Schie