Geweld in huis.

 

Hetis zondag morgen. Ik lees de tijdschriften, die deze week zijn binnengekomen. Een dierbaar moment van de week. Dan gaat de bel, eerst van depraktijk, dan  onze privÈ bel. Mijn man doetopen. Even later komt hij boven:îEr staat een mevrouw met haar zoonvoor de deur, ze is er geloof ik erg naar aan toe. Je moet maar evenzelf gaan kijken.î Als ik de trap af loop herken ik mevrouw Schouten.Ze is met haar zoon. ìMijn moeder is mishandeld, we komen langs om tekijken wat we moeten doen. Ik hoop, dat u ons niet kwalijk neemt, maarze wil niet naar een vreemde dokter.î Ik loop met ze naar depraktijkruimte. De zoon blijft bescheiden achter. Als we alleen zijndoet ze haar jas open. Ze heeft haar nachtjapon nog aan, zit onder hetbloed. Haar gelaat is gelukkig niet beschadigd. Ik vraag of ik evenverder mag kijken. Als ze zich ontkleedt zie ik bijtwonden en forsebloeduitstortingen. Ze huilt wat als ze zegt:îmijn man is de laatstetijd helemaal in de war. Het begon met de feestdagen. Hij viel me zomaar aan, midden in de nacht. Die eerste keer kon ik hem nog totbedaren brengen, maar eigenlijk was het al die dagen al niet goed. Ikwilde wachten tot na nieuwjaar, maar u bleek een paar dagen vakantie tehebben. En met zoiets ga ik niet naar een vreemde dokter. Afgelopenweek ben ik nog naar uw waarnemer geweest. Hij  heeft de bloeddruk opgemeten, en ik heb mijn medicijnen gehaald. Hij  heeftnog gevraagd hoe het met me ging, en ik heb gezegd dat alles goed was.Ik kon het gewoon niet aan hem vertellen. Vannacht droomde mijn mankennelijk weer vreselijke dingen. Plotseling kneep hij mijn keel dicht,gelukkig kon ik ontkomen. Mijn hele huis ligt overhoop. In zijnverwarring gooide hij alles door de kamer. Ik heb mijn zoon kunnenbereiken, we wonen dicht bij elkaar. Wat moet ik beginnen? Mijn man isin de war, hij weet niet meer wat hij doet. Maar zo kan het nietlanger. Ik voel me niet meer veiligî. Ik ben erg geschrokken.  Hetgeweld was nog nooit zo dichtbij. Mevrouw Schouten is een heel aardigerustige dame, die al langer tobt met de waandenkbeelden van haar man.Hij heeft geleden onder oorlogservaringen, is er nooit voor behandeld.Het RIAGG is eens langs geweest op mijn verzoek. Meneer Schoutenbarricadeerde in die tijd alle uitgangen van zijn huis, uit angst datde vijand binnen kwam, en hem zou overmeesteren. Toen de psychiater bijhem kwam, was er zo genaamd niets aan de hand. ìIk ben niet gekî, zeihij me. ìZe gaan maar naar mensen die echt iets mankeren. Ik wil zeniet meer ontvangen!î Voor een dwangbehandeling was toen geenindicatie, maar nu denk ik spijtig: ìWaarom heb ik niet eerderingegrepen? Dan had het misschien niet zo ver hoeven komen?îAlsof zemijn gedachten raadt zegt mevrouw Schouten:îU heeft wel eerder aan megevraagd of het nog allemaal ging thuis. Ik weet, dat u zorgen had.Maar ik wilde het zelf niet. Mijn man en ik zijn al zolang samen. Ikhoopte het te kunnen redden. Maar nu ben ik zo bang dat hij me ietsaandoet. Ik ben lichamelijk niet tegen hem opgewassen en hij weigert uwmedicijnen in te nemen. Daarom is hij zo angstig en achterdochtig.Vannacht heb ik bij mijn kinderen geslapen, vandaag blijf ik ook maarbij ze. Mijn  medicijnen liggen thuis, kan ik een doosje pillen extra krijgen? Ik had ze net vorige week gehaald, maar ja,  daarkan ik nu niet bij.î Als ik de recepten uitschrijf, zegt zeterloops:îmisschien heeft u ook een pilletje, dat ik wat rustiger word?î  Ja,natuurlijk. Dat spreekt voor zich. Er staan haar nog heel wat moeilijkeuurtjes te wachten. Eerst naar de politie, om aan te geven, wat ergebeurd is. En morgen, beloof ik,  schakel ik direct de psychiater in. Die moet  beoordelenof haar man, eventueel met dwang, opgenomen kan worden in hetpsychiatrisch ziekenhuis om behandeld te kunnen worden. Dat isemotioneel heel ingrijpend. Ze heeft jarenlang alle misstanden in huismet de mantel der liefde bedekt. Ze zijn bijna vijftig jaar samen, ennu moet ze het uit handen geven. Al maanden komt er nauwelijks iemandbij hen thuis.  De kinderen zorgen goed voor hunmoeder, hielden een oogje in het zeil. Met hun vader is het contactsteeds minder geworden. Ik was ook niet welkom. Mevrouw Schouten kwamliever even langs op de praktijk, dan kon ze vrijuit praten. Met degriepprik heb ik ze beiden nog gezien. ìDag dokter, alles gaat goedî,zei meneer Schouten, en weg waren ze weer. Spijtig, dat het zo loopt,maar er was op dat moment geen andere keus.  Detraumaís van de oorlog hebben in het gezin van de familie Schoutendiepe sporen achter gelaten. De agressie op de televisie en deartikelen in de kranten hebben de herinneringen boven gehaald. Deangst, die altijd sluimerde, is tot een waangedachte geworden. ìUw manis ziek, hij weet niet meer wat hij doetî, zeg ik aan haar. ìJa, datweet ik wel, maar hij valt mij aan. Terwijl ik zo van hem gehouden heb!Nu ben ik bang van mijn eigen man.î Morgen zie ik haar terug, en hoopik voor beiden een oplossing te kunnen vinden.

 

9 januari 2005.