Een zesde zintuig?

 

"Ikvoel me niet lekker, griep denk ik. Al dagen verkouden, zere spieren,mijn hoofd is een blok beton. Ook mijn keel doet pijn, en mijn neus zitdicht. Het duurt me te lang, kan u even kijken?" Harm Wolters is een 30jarige student, die bijna nooit op het spreekuur komt. Ooit kreeg ikvan zijn vorige huisarts de medische gegevens toegestuurd. Een langverhaal, voornamelijk over de behandeling bij een psycholoog. Ik hadhet destijds ingevoerd, en gerubriceerd in zijn medisch dossier in decomputer. Nu ik zijn gegevens opzoek valt mijn blik even op dat stukjetekst. "Het heerst, de hele wachtkamer gonst van het virus, maar ik zalkijken of ik iets doen kan.", zeg ik terwijl ik mijn oorspiegel enstethoscoop pak. Net wat ik dacht, de longen zijn vrij maar zijn holteszitten vol. Hij hoest, maar het slijm zit los. "Griep", constateer ik."Meer dan een paracetamol met wat codeÔne kan ik je niet geven, de tijdmoet zijn werk doen. En de neusweg vrijhouden, dan slaap je beter. "Ikslaap al jaren niet meer goed", verzucht Harm, terwijl hij zijn jaspakt. Terloops hoor ik zijn opmerking, en mijn interesse is gewekt."Slaap je zo slecht?" Hij knikt, en zakt terug op zijn stoel. "Het iseen lang verhaal, heeft u er tijd voor?" De wachtkamer wacht wel even,je moet het ijzer smeden als het heet is. "Vertel maar" zeg ik en hijsteekt van wal."Thuis waren we met een groot gezin, ik was de jongstezoon. Mijn ouders komen uit Drenthe. Een hardwerkende vader, mijnmoeder was huisvrouw, ze was de hele dag bezig. Mijn oudere broersvonden hun weg, maar ik was een nakomertje. Er zat een stuk tussen. Opschool had ik een vriendje, dat dacht ik althans. Op een dag spande hijsamen met een andere jongen, en begonnen ze me te pesten. Ik voelde mebuitengesloten. Mijn moeder had het niet door, ik hing maar voor de TV,maar merkte nauwelijks wat er aan stond. Liefst lag ik in bed. Wehadden thuis een regel: doe maar gewoon, dan kom je er wel. Nietzeuren! Ik durfde niets te zeggen, was als de dood dat mijn ouders hetzouden merken. Op school kon ik aardig meekomen. Maar op de middelbareschool voelde ik me er opnieuw buiten staan. Ik was al mijnzelfvertrouwen kwijt. Dus leerde ik heel hard, om een goed indruk temaken. Ik haalde mooie cijfers, maar weer had ik geen vrienden. Ikvertrouwde het niet. Omdat mijn rapporten goed waren spraken mijnouders heel trots over me. En ik wilde ze niet teleurstellen. Maar inmijn hart was ik doodongelukkig. Ik heb het een keer aan een leraarverteld. Die zorgde ervoor dat ik gesprekken kreeg met een psycholoog.Ik heb er tot aan vandaag vijf  versleten. Mijnstudie ik Leiden heb ik niet afgemaakt. Ik had in bed angstaanvallen,raakte dan in paniek en nam een biertje. Zo ging ik alcohol drinken omminder gespannen te worden, en nu zit ik in een vicieuze cirkel. Ik hebeen baantje als chauffeur op de taxi. Niemand weet dat ik drink, en alsik rijd drink ik niet. Maar zodra ik thuis ben en de eenzaamheid op meafkomt begint het weer." Een lang verhaal, dankbaar ben ik dat ik detijd heb gevonden hem zijn verhaal te laten vertellen. Heb ik hem watte bieden? Als ik voorstel dat hij naar de CAD, het bureau voor alcoholen drugs, kan gaan weert hij dit beslist af. "Dat is meer vanhetzelfde. Ik zie dat niet zitten". Dan stel ik hem voor met medicatietegen de angst en spanningsstoornissen te starten. "Ik wil je een kansgeven, maar moet je dan wel in het begin elke week terugzien, om heteffect van de medicatie te bekijken, en te horen hoe je je voelt. Ookzal ik een medicijn geven om beter te kunnen slapen. Na een paar weken,als de medicatie goed werkt heb je dat  niet meernodig!". Hij denkt niet na, maar zegt dat hij het doet. "De medicijnengaan niet per telefoon, je moet echt zelf komen", zeg ik nog voor hijweg gaat. En ziek even uit van je griep. De volgende week staat hijweer op mijn agenda. Hij is bijna niet terug gevallen, drinkt nu nietmeer voor het slapen gaan. De medicijnen hebben hem wat rustigergemaakt, een echte paniekaanval heeft hij niet meer gehad. De wekendaarop bouwen we een band op. Na een poosje komt hij om de week, dan omde drie weken en uiteindelijk elke maand. Al in het begin heb ik methem besproken, dat zulke medicijnen een langere tijd nodig hebben omeen definitieve verandering te kunnen bewerkstelligen. Daarmee heefthij geen moeite. "Weet u wat ik zo bijzonder vind?", zegt hij. "Ik hebnu helemaal geen behoefte meer aan drank. Ik heb mijn leven beteringevuld, ben op een schaakclub gegaan en voel me er nu thuis. Demedicijnen en ons regelmatige contact doen me goed." Ik weet nietwanneer we kunnen afbouwen, hij is nu negen maanden bezig. Wel heb ikervaren, dat  belangstelling en inzicht in de levens  geschiedenisvan mijn patiÎnten me helpen om ze beter te kunnen behandelen. Was heteen zesde zintuig, of deed ik gewoon mijn werk, zoals een huisarts dathoort te doen. Ik denk het laatste. Ook in de huisartsenpraktijk is erplaats voor behandeling van de lichtere depressies en paniektoestanden.En het geeft grote voldoening als het zo goed gaat als bij Harm.

 

Maart 2005.

Marieke van Schie