De steun van een gespreksgroep.

Pinnyis een vrouw van 65jaar. Negen jaar geleden kreeg ze borstkanker, eenborst werd afgezet. Depoortwachterklier was positief. Echteuitzaaiingen kon de oncoloog niet vinden.Maar hij nam geen risicoís. Zekreeg een nabehandeling met bestraling enchemotherapie. Raakte haarharen kwijt, maar kreeg er krullen voor terug. Haarman en kinderenstonden haar bij, als een warme mantel in deze moeilijkeperiode. Zelfheeft ze een optimistische en strijdbare natuur. ìMij krijgen zeer nietonderî, zei ze. ìEr ligt nog een taak voor me, ik wil er zijn voormijngezin en vrienden.î Zeven gelukkige jaren volgden. Behalve een watdikkere armaan de kant van de afgezette borst, had ze geen klachten.Tot haar man ziekwerd. Wat eerst een maagdarminfectie leek, bleekuiteindelijk kanker in hetmaagdarmkanaal. Ook hij bleef optimistisch,maar na 2 jaar stierf hij thuis, temidden van zijn gezin. Dat was eengroot verlies, Pinny  kon het niet verwerken. ìIk heb hemzonodigî, zei ze me. ìHij was mijn steun en toeverlaat. We zijn al zolang samen,hij is mijn eerste vriendje. Al gauw ontdekten we dat weniet zonder elkaarverder wilden. We zijn toen getrouwd, ik was nettwintig. Heerlijk, we hebbener nooit spijt van gehad. Onze driekinderen kwamen niet vlot, kennelijk was ikdaar nog niet aan toe. Maartoen dat eenmaal zo ver was, hebben we er ookoptimaal van genoten. Helefietstochten, kamperen op de Veluwe, samen naar hetstrand. O, wathebben we het heerlijk gehad. Mijn ene zoon woont gelukkig in debuurt,hij lijkt ook op zijn vader. Hij komt vaak even aan, ik heb veelsteunaan hem. Maar ik wil hem niet belasten. Ik kan mijn verhaaleigenlijk moeilijkkwijt. Wat moet ik nou toch?î Al lang heb ik in mijnpraktijk een gespreksgroepvan patiÎnten en studenten geneeskunde enpsychologie. Om de week komen we bijelkaar. De patiÎnten vertellen watze die twee weken hebben meegemaakt, en destudenten reageren daarop,verdiepen zich in hun verhaal,  waarop zich eenuitgebreide discussie ontwikkelt.Ze ontmoeten elkaar als patient entoekomstige hulpverlener, maar ook alslotgenoten binnen meerderegeneraties. Al snel blijkt, dat ook de studenten hunproblemen hebben.Omgekeerd krijgen ze van de patiÎnten aandacht, steun engoede raad. Inde sfeer van vertrouwen ontstaat een warme band.  ìIk hebeen aanbodî, zeg ik tegen Pinny. ìIkheb een plekje vrij in onzegespreksgroep. Daar kan je mensen met dezelfdeproblemen ontmoeten. Komeens kennis maken, de eerste bijeenkomst isvrijblijvend, donderdag iser weer een bijeenkomst. Ik ben bij de groep, samenmet nog 1 collega.Hij heeft veel ervaring, de groep is in 1980 opgestart doorProfessorGroen, een internist uit Amsterdam, die geloofde in de krachtvangesprekken om het zelf helend vermogen van patiÎnten te ontwikkelen.Hij vondbovendien dat medische en psychologie studenten zo veel kondenleren van deervaringen van de patiÎnten met de dokters, die ze in hunbehandeling tegenkwamen. Zo worden ze heel persoonlijk aangesproken opde arts-patient relatie.Wil je eens komen?î Ze kwam. Na een aarzelendekennismaking kwam ze trouw, nual twee jaar. ìHet is heerlijk, omlotgenoten te ontmoetenî, zei ze me. ìAls ikthuis weer eens iets meemaak, pieker ik er minder over. Dan denk ik, datbewaar ik voor degroep, dan kan ik er over praten. Mijn zoon is er ook blijmee, dat ikhet doe.î Kortgeleden bleek ze uitzaaiingen te hebben van dekanker, dieverdwenen leek. Opnieuw ging ze de behandeling in, de groep leefdemethaar mee. Toen ze liet weten niet meer te kunnen komen, omdat ze zomoewas, stuurden ze haar de verslagen van de gesprekken toe. Ik ga evenbij haarlangs tijdens mijn visiterondje. ìWat fijn dat je even tijd hadom langs tekomenî, zegt ze. ìIk wil je zo graag vertellen wat erallemaal gebeurd is. Dethuiszorg kwam voor een intake, ik krijghuishoudelijke hulp. Ze vragen dekleren van je lijf. Ik vertelde dat ikop je gespreksgroep zit, en weet je watze opschreven? Dat ik aanangsten lijd. Dat is helemaal niet het geval. Ik wilzo graag metanderen praten over wat er met me gebeurt. Dat geeft steun. Maarnustaat er in dat blauwe boek van hun, dat ik aan angsten lijd. Wat vindjedaar nou van?î Ik zie het inderdaad staan, en verbeter het in haarschrift.ìLotgenoten groep om het overlijden van haar man te verwerkenî,schrijf ik op.ìGelukkigî, zegt ze. ìIk was zo kwaad, ze luisterengewoon niet. Of zebegrijpen het niet. En ik mis het zo dat ik niet meerkomen kan.î Ik bied aan,dat een van onze groepsleden haar kan komenhalen. Dan straalt ze. ìIk komî,zegt ze. ìDe behandeling slaat weeraan, juist nu wil ik delen met onzegespreksgroep wat ik allemaalbeleef. Dat geeft me kracht! Ik kijk er naaruit.î ìVertel vooral ookaan onze studenten wat je  overkomtî,zeg ik. ìDan hebben we er allemaal baat bijî. 

Marieke van Schie,

24 januari 2005.